• In 2006 heeft de Beauceronclub Nederland een boek uitgegeven over de beauceron. De onderstaande tekst over het gedrag en karakter van de beauceron is door mij aangeleverd en kunt u ook terugvinden in dit boek.

  • Hoe gedraagt de ideale beauceron zich?

  • Er is uitgaan van de karakteromschrijving van de beauceron zoals deze is opgenomen in de standaard. Om het gedrag zo zuiver mogelijk te omschrijven hanteer ik de in de gedragswetenschap voor honden vastgestelde gedragsdefinities van 2004 en woordenboeken voor psychologie en Nederlandse taal.

    Werd er in het verleden vooral gesproken over het karakter van de hond, tegenwoordig spreekt men bij voorkeur over het gedrag. Door het waarnemen en omschrijven van gedrag krijgt men een indruk van het karakter. Dit karakter komt tot uiting in een scala van gedragingen. Zij geven de innerlijke gemoedstoestand, geaardheid en persoonlijkheid weer van de betreffende hond.

  • Genetische basis

    Puur erfelijk of aangeboren gedrag bestaat niet. Het is een samenspel van zijn erfelijke (genetische) aanleg en zijn omgeving. De aanleg geeft richting aan de ontwikkeling van het gedrag en geeft onder andere de grenzen van leren en bijsturen aan. Deze aanleg, het genotype, is ook vergelijkbaar met een bouwplan, waarbij grenzen zijn aangegeven. Bij de uitvoering van dit bouwplan bepaalt het milieu of gebruik gemaakt wordt van deze (aanleg. Deze milieu-invloeden (onder andere leereffecten) zorgen ervoor dat de genetische aanleg zich ontwikkelt tot specifiek gedrag.
    Daarom is het ook onmogelijk een indruk te krijgen van het genotype als men zich beperkt tot één hond uit een nest. Een indruk van de erfelijke aanleg voor een bepaald kenmerk krijgt men pas na informatie over de overige familieleden, zoals ouders, oudere broers of zussen en nestgenoten. Indien in een nest dezelfde kenmerken voorkomen, wordt het aannemelijker dat het om erfelijke aanleg gaat. Toch zal ook rekening gehouden moeten worden met overeenkomstige jeugdinvloeden, zoals de socialisatiefase en het milieu waarin de hond opgroeit.
    Slaagt men erin om tijdens het fokken op een bepaald gedrag te selecteren, dan is het bewijs geleverd dat dit specifieke gedrag een erfelijke basis heeft. Een voorbeeld is de geluidsgevoeligheid van veel beaucerons (angst voor harde knallen). Inmiddels hebben onderzoeken en proeven uitgewezen dat bijvoorbeeld angst en agressie direct vererven. Dit verklaart waarschijnlijk ook de toename van het angst- en agressieniveau van de laatste jaren bij een aantal rassen.

  • De standaard van de beauceron

    De informatie over het karakter in de standaard is beperkt. De herziene, op 19 december 2001 door de FCI (Federation Cynologique Internationale) goedgekeurde standaard, geeft de navolgende Franse omschrijving:

    • - Comportement / caractère: Chien d'un abord franc et sans peur. L'expression est franche, jamais méchante ni peureuse ni inquiète. Le caractère du Beauceron doit être sage et hardi.
    • - Defauts : Tout écart par rapport à ce qui précède doit être considéré comme un défaut qui sera pénalisé en fonction de sa gravité.
    • - Defauts eliminatoires : Chien agressif ou très peureux.

    In de vertaling van de standaard wordt over het gedrag van de beauceron het volgende vermeld:

    • - Gedrag en karakter: Vrij bij het benaderen en zonder vrees. De uitdrukking is vrijmoedig, nooit vals, noch schuw noch onrustig. Het karakter van de beauceron moet braaf en onverschrokken zijn.
    • - Fouten: Elke afwijking van de voorgaande punten moet als fout worden aangemerkt, maar moet naarmate de ernst zwaarder aangerekend worden.
    • - Diskwalificerende fouten: agressief of overdreven schuw.
  • De ontwikkeling van het woordenboek voor gedrag

    Elk levend wezen, dus ook een beauceron, zal zijn hele leven gedrag vertonen. Interpreteren van, en kijken naar gedrag levert bij hondenbezitters vele verhitte discussies op. Vraagwillekeurige hondenbezitters hoe een gereserveerde of verlegen hond zich gedraagt en u zult veel verschillende antwoorden krijgen. Ook de meningen van gedragsbeoordelaars onderling liepen nogal uiteen.

    De toenmalige Commissie Gedragsbeoordeling van de Raad van Beheer heeft een belangrijke aanzet gegeven om deze interpretatieverschillen tot een minimum te beperken.
    Met behulp van de vakgroep Vergelijkende Fysiologie van de Universiteit Utrecht is een gedragsobservatie- en interpretatiesysteem ontwikkeld. Vooral de ethologen drs. D. Planta en dr. M. Schilder hebben veel baanbrekend werk verricht. Zij hebben dit systeem toegankelijk gemaakt voor iedere hondeneigenaar door de ethologische benadering te vertalen in een kynologische lijst, een zogenaamd woordenboek voor gedrag. Zij zijn uitgegaan van de tot 1997 gebruikte antropomorfe ('vermenselijkte') begrippen zoals wantrouwen, gereserveerd, onzeker, paniek, bang of moed.
    Deze gedragsdefinities hebben ertoe bijgedragen dat veel misverstanden uit de wereld zijn geholpen. Deze lijst is in samenspraak met drs. D. Planta en de gedragsbeoordelaars meerdere malen aangepast en verbeterd. Voor deze tekst wordt de versie van april 2004 gehanteerd. Deze lijst met gedragsdefinities bestaat uit 25 verschillende gedragseigenschappen die helemaal bestaan uit gedragingen die wij als mensen kunnen observeren en met onze zintuigen kunnen waarnemen. Deze gedragseigenschappen en de meest gangbare gedragselementen worden als leidraad gebruikt om het gedrag van de ideale beauceron te beschrijven.

  • De standaard en Van Dale

    Gaan we in Van Dale’s woordenboek van de Nederlandse taal zoeken naar de letterlijke betekenis van de beschreven standaard dan levert dit de volgende informatie op.

    • - Vrij bij benaderen zegt iets over een bejegening zonder enige belemmering en over vrijmoedigheid. Synoniemen voor vrij zijn: los, ongedwongen en familiair. De betekenis van vrijmoedig is: vrij in het uiten van zijn gemoed, niet beschroomd. Gemoed zegt iets over stemmingen.
    • - Vrees is een angstig gevoel voor iets dreigends en/of beduchtheid. Beduchten is iets vrezen, namelijk iets dat zou kunnen gebeuren, waarvan men nadeel zou kunnen hebben.
    • - Vals: onbetrouwbaar (zonder directe aanleiding), waarop niet te rekenen valt. Verder boos, nijdig en/of kwaad.
    • - Bij schuw staat: geneigd te vluchten of te vermijden of een zaak of handeling te mijden. Bij onrustig: voortdurend in beweging, niet kalm, ongedurig, gejaagd, angstig.
    • - Het karakter van de beauceron is braaf en onverschrokken. Bij braaf gaat het om dapper of zelfbewust, maar ook niets verkeerd doen, volgzaam en gehoorzaam zijn. Dapper betekent zonder vrees in het gevaar, maar ook stout (moedig).
    • - Onverschrokken is: zich niet laten verschrikken en/of moedig zijn.
    • - Agressief is: aanvallend. Maar ook geneigd om aan te vallen of een conflict zoekend of riskerend.
    • - Verder geeft de standaard aan dat elke afwijking van de voorgaande punten als fout moet worden aangemerkt. Hoe groter de afwijking, des te zwaarder die aangerekend moet worden.
    • - Als diskwalificerende fouten worden aangemerkt: agressief of overdreven schuw.
  • Uitgangsbasis is een neutrale houding

    Om misverstanden tot een minimum te beperken wordt in het navolgende gedeelte de standaard vergeleken met de gedragsdefinities zoals ze anno 2004 gehanteerd werden en wordt de neutrale houding als ijkpunt gehanteerd. De neutrale houding en de voor de standaard ideale houding hoeven niet hetzelfde te zijn.

    De neutrale houding van een beauceron is een ontspannen, normale houding waarbij het eerste gedeelte van de staart maximaal in het verlengde, maar meestal onder het verlengde van de rug gedragen wordt. Het uiteinde (de J) wordt meestal boven het eerste gedeelte van de staart gedragen.
    De (ongecoupeerde) oren staan niet echt naar voren, maar ook niet ver weg gevouwen achter tegen de kop. Ze hangen vrij van de kop, maar wel (iets) naar achteren. Meestal een tussenstand.

    Een zekere hond reageert met een neutrale houding of zelfs hogere houding op prikkels uit de samenleving. Hij weet wat hij waard is en zijn lichaamshoudingen stralen dit ook uit. De staartdracht blijft neutraal of zijn staart gaat zelfs de lucht in. Hij draagt de kop hoog en ook zijn oren blijven naar voren gericht. Hij vertoont geen angst- of vluchtgedrag, Hij ontwijkt niet, toont eventueel interesse, is noch nerveus, noch gereserveerd. Als hij al schrikt van iets of iemand dan herstelt hij direct en volledig zonder steun van de eigenaar. Een eventuele blaf is bijna altijd laag.

  • De ideale beauceron is een zekere hond omdat hij zonder vrees is en vrij bij het benaderen.
  • Zekerheid heeft ook te maken met evenwicht en stabiliteit. Een zekere hond is niet vlug onder de indruk van een gebeurtenis. Als hij al schrikt, dan zal hij van deze onaangename ervaring snel herstellen. De hond houdt bijvoorbeeld in, loopt eventueel een paar passen weg en komt na enkele seconden tot de conclusie dat het toch wel meevalt. Vervolgens gaat hij eventueel op onderzoek uit, komt erachter dat het niet veel voorstelt en gaat over tot de orde van de dag.
    Met herstelvermogen wordt de capaciteit bedoeld om tijdens of na afloop van een situatie terug te keren naar het oorspronkelijke gedrag en (hogere) houding van vóór die situatie. Een hond kan helemaal, gedeeltelijk of niet herstellen en kan dit herstellen met of zonder steun van de baas doen.

  • Een beauceron herstelt snel en volledig omdat hij volgens de standaard geen vrees kent en onverschrokken is. Eventueel herstellen met steun van de eigenaar wordt geaccepteerd, omdat bij een beauceron onzekerheid geaccepteerd is.

  • Heeft hij hulp nodig bij zijn herstel, dan zoekt hij bijvoorbeeld steun, contact of dekking. Als hij dekking zoekt, dan zorgt hij ervoor dat de geleider, een voorwerp of een andere hond tussen hem en de gebeurtenis staat.

  • Een beauceron mag geen dekking zoeken, omdat hij zonder vrees is.

  • Steun zoeken mag niet worden verward met contact zoeken. Het vertoonde gedrag is hetzelfde, maar het verschil zit in de houding van de hond. Bij contact zoeken hoort een neutrale houding. Als men een houdingsverlaging ziet, bijvoorbeeld staart iets lager dan neutraal of oren even naar achteren, spreekt men van steun zoeken. Zowel bij steun als bij contact zoeken kan de hond bij de eigenaar gaan lopen of staan. Hij kan zijn geleider aankijken, tegen hem opspringen (met een likbeweging), hem aanstoten met zijn snuit of zijn lichaam tegen hem aanduwen.
    Bij opspringen tegen iemand wordt verschil gemaakt tussen opspringen zónder en mét een likbeweging, zoals bek aflikken of tongelen. Bij tongelen maakt hij een ‘likgedrag op afstand’ waarbij de tong kort (en soms snel) repeterend aan de voorkant van de bek naar buiten komt. Als een beauceron opspringt zonder likbeweging, vertoont hij een domineerneiging. Verderop komt deze gedragsuiting aan bod.

  • De zekere beauceron zoekt geen steun, maar mag wel contact zoeken. Toch wordt steun zoeken bij een beauceron geaccepteerd, omdat hij een brave en dus volgzame hond is. Bovendien hoort steun zoeken bij onzekerheid en dit is toegestaan bij een beauceron.

  • De omschrijving van angst bij een hond levert altijd veel discussiestof op. De houding van een beauceron, het eventuele vluchtgedrag, de vluchtafstand en het tempo waarin hij dit doet, de tijdsduur en de frequentie spelen een bepalende rol of de balans doorslaat naar onzekerheid, angst, grote angst of paniek (de verschillende angstniveaus).
    De hond wordt geconfronteerd met iets of iemand. Hij kan deze prikkel letterlijk uit de weg gaan. Maakt hij hiervoor een afwendende beweging en verplaatst hij zich over een grotere afstand, dan wordt gesproken van vluchten of weglopen. Het verschil zit in de snelheid van het verplaatsen. Als hij dit doet in een voor zijn doen normaal tempo spreekt men van weglopen en een versneld tempo van vluchten. Zowel weglopen als vluchten komt voort uit angst. Mits uitgevoerd in een lagere houding dan neutraal wordt vluchten, afhankelijk van de tijdsduur, gerangschikt onder grote angst of paniek en weglopen onder onzekerheid of angst.
    Als een hond vaak zijn staart tussen zijn benen heeft (dus een zeer lage houding heeft), spreken we van grote angst. Een hond is in paniek als hij vlucht in een lagere houding dan neutraal en/of een (bijna) maximale afstand aanhoudt tussen zichzelf en datgene waarvoor hij vlucht. Vlucht hij maar eventjes in een lagere houding dan neutraal en/of blijft hij na een vlucht maar enkele seconden op deze maximale afstand, dan wordt gesproken van grote angst.
    Bij een vluchtpoging deinst de hond in een versnelde beweging enkele passen zijwaarts of naar achteren. Doet hij meerdere vluchtpogingen achter elkaar dan spreekt men van vluchten.

  • Aangezien een beauceron vrij is bij het benaderen, zonder vrees en onverschrokken moet zijn en gediskwalificeerd mag worden als hij overdreven schuw is, betekent dit dat hij zeker geen panisch gedrag en/of grote angst mag vertonen.

  • Heeft de beauceron overwegend een lage houding dan is hij angstig en worden oren en staart laag gedragen. De oren (bijna) plat in de nek en de staart (net niet) geklemd tegen zijn achterbenen. Maar ook als langere tijd de ‘J’ uit de staart verdwenen is, spreekt men bij een beauceron van angst.
    Bovendien wordt van angst gesproken als hij in een lagere houding dan neutraal gedrukt loopt. Hij loopt dan ineengedrongen en met gebogen knieën en zijn de kop en oren niet vooruitgestoken. Maar ook het weglopen tot (bijna) maximale afstand hoort bij angst, mits het gedrukt lopen en/of weglopen langer duurt. Zelfs als een beauceron vlucht in een neutrale of hogere houding dan neutraal spreekt men van angst.
    Angstgedrag kan samengaan met spanningsgedrag en/of opwinding. Natuurlijk kan een angstige hond ook geluid produceren. Een hoge blaf (een hoge toon), piepen, janken of binnensmonds blaffen wijst (bijna) altijd in de richting van angstgerelateerd gedrag.

  • Met de standaard in de hand hoeft het geen nadere uitleg dat angst als fout zwaarder aangerekend wordt, dan onzeker gedrag en minder zwaar dan grote angst. Dit verklaart dat onzekerheid acceptabel is bij een beauceron en angst liever niet gezien wordt.

  • Een beauceron vertoont onzeker gedrag als hij een lichte vorm van angst laat zien.Hij heeft een lichte houdingsverlaging door zijn oren naar achteren en staart wat verlaagd te dragen (maximaal een halflage houding). Het weglopen in een neutrale of hogere houding dan neutraal hoort bovendien bij onzekerheid.
    Van een onzekere beauceron wordt ook gesproken als hij in een lagere houding dan neutraal wegloopt, gedrukt loopt of een lage houding aanneemt, mits hij dit gedrag maar even vertoond. Ziet men een trillende hond dan spreekt men niet meer van onzekerheid, maar van angst. De mate van angst is af te lezen in de houding.

  • De standaard geeft aan dat de ernst van de fout meegenomen moet worden in de beoordeling van de hond. Daarom zijn paniek en grote angst taboe. De ideale beauceron vertoont bij voorkeur ook geen angst, maar onzekerheid is geaccepteerd.

  • Een beauceron zal tijdens zijn leven geregeld keuzes moeten maken, bijvoorbeeld weglopen of vluchten. Het resultaat kan ook een intern gedragsconflict zijn. Hij uit dan zijn (interne) spanningen of onzekerheden met verschillende uitingsvormen van conflictgedrag/spanningsgedrag waarvan hijgen het meest bekende is.

  • Omdat onzekerheid geaccepteerd is bij een brave beauceron mag hij, in een halflage of neutrale houding, een bepaalde mate van conflictgedrag vertonen, mits er geen agressie of nervositeit mee gemoeid is.

  • Naast conflictgedrag kennen we natuurlijk ook conflictvermijdend gedrag. Wegkijken en wegdraaien van het lichaam zijn hier voorbeelden van. Het zijn beiden intentiebewegingen, maar de nadruk ligt op het vermijden van een (eigen) conflict.

  • Veel wegkijken hoort niet bij een beauceron, omdat dit een nerveus trekje is.

  • Klapperen met de kaken is evenals gapen, hijgen, tongelen, bek openen of de bek aflikken een spannings- of stresssignaal. Deze lijst wordt aangevuld met onder andere: zich krabben, poot heffen, de grond besnuffelen, gras eten, janken of piepen. Het vertonen van spanningsgedrag wijst op nervositeit en is altijd angst-gerelateerd. Als men kijkt naar het moment waarop dit gedrag vertoond wordt, zal duidelijk zijn dat het niets te maken heeft met de oorspronkelijke betekenis, namelijk gapen bij vermoeidheid en krabben bij jeuk. Een hond is nerveus als hij (overdreven) hijgt. Hijgen staat in relatie met rennen en warmte, maar hijgen in relatie met een spannende situatie wordt gezien als nerveus gedrag. Dit gedrag past niet bij een zekere beauceron.

  • Tevens kan nerveus gedrag tot uiting komen in een voortdurende verandering van de oordracht, variërend van hoog tot laag. Dit gedrag wordt orenspel genoemd. Ook veel wegkijken of rukkerige kijkbewegingen worden beoordeeld als nerveus gedrag. Ze zijn geen onderdeel van opletten, maar directe reacties op een prikkel.
    Met temperament wordt de mate van levendigheid en beweeglijkheid bedoeld, samen met de snelheid waarmee op prikkels wordt gereageerd. Het temperament typeert de hond en daarmee zijn geaardheid. Het is genetisch bepaald en dientengevolge is het temperament meestal rasspecifiek.

  • De standaard geeft aan dat de beauceron nooit onrustig mag zijn. Dit zegt enerzijds iets over nerveus gedrag en schrikachtigheid en anderzijds iets over het temperament. Hij mag dus niet nerveus zijn en dus ook niet veel spanningsgedrag vertonen. En door zijn rustige temperament heeft hij een bepaalde rust.

  • Een nerveuze hond met veel temperament schrikt doorgaans vrij snel en is minstens onzeker. Bij de omschrijving van schrikachtig brengt men het aantal schrikreacties in relatie met de hoeveelheid aangeboden prikkels. De hond die niet veel schrikt, ondanks dat hij veel prikkels aangeboden krijgt, is weinig schrikachtig. Een uitgesproken schrikachtige hond schrikt vaak, terwijl hij weinig prikkels aangeboden krijgt.
    Een schrikreactie vertoont hij bijvoorbeeld door een korte houdingsverlaging, in te houden, ineen te duiken, te deinzen of te wijken, eventueel onmiddellijk gevolgd door een naderende beweging richting prikkel. De overeenkomst tussen wijken en deinzen is dat het om een van de prikkel afwendende beweging gaat. Het verschil tussen deze beide zit in de bewegingssnelheid van de reactie. Is de beweging in een voor hem normaal tempo, dan spreekt men van wijken. Is de beweging sneller dan normaal dan wordt er van deinzen gesproken. Beide bewegingen gaan over een korte afstand, maximaal enkele passen, en zijn angst-gerelateerd.

  • Omdat de beauceron een onverschrokken karakter moet hebben en bovendien niet onrustig mag zijn, mag hij niet vaak schrikken.

  • Tot 2004 werd verschil gemaakt tussen gereserveerdheid en wantrouwen. Tegenwoordig spreekt men van een gereserveerde/wantrouwende hond als hij een persoon of een voorwerp niet benadert, geen houdingsverlaging laat zien, maar ook geen wijken, weglopen, deinzen of vluchten laat zien voor dit voorwerp of deze persoon. Als de hond gelokt wordt, negeert hij dit lokken, maar hij mag wel een geheven voorpoot laten zien. Taboe hierbij zijn ook andere angstsignalen zoals piepen, tongelen, bek aflikken en dergelijke.

  • Angstgedrag voor een beauceron is uit den boze; hij kent geen vrees en is nooit schuw. Omdat gereserveerdheid en angst elkaars tegenpolen zijn, mag een beauceron gereserveerd zijn.

  • Elke hond gaat op zijn eigen wijze met een conflict om. De ene wijkt, de ander gaat in een (zeer) lage houding op de grond liggen. Niet vaak ziet men een hond die als het ware 'bevriest. Bevriezen in hondentaal is niet (letterlijk) stijf worden of verstijven, maar wel niet meer bewegen, meestal in een lage of zeer lage houding. Bevriezen kan gepaard gaan met trillen van de spieren en is een passieve manier van vluchten en afhankelijk van de tijdsduur hoort dit gedrag bij grote angst of angst. Bevriezen is taboe voor een beauceron. fixerenWordt het lichaam (letterlijk) stijf en strak dan wordt gesproken van verstarren. Een hond die verstart kan 'het gevaar' bovendien fixeren. Verstarren en fixeren zijn beide waarschuwingssignalen voor agressie en komen nog aan bod. Om het beeld compleet te maken kennen we (naast bevriezen en verstarren) ook nog verstrakken. Dit laatste gedrag beperkt zich meestal tot een moment niet meer bewegen en is een onderdeel van gespannenheid. Voorbeelden van verstrakken zijn: even een voorpoot optillen en weer verder lopen, de bek sluiten, beginnen of juist stoppen met hijgen of kwispelen of enkele seconden helemaal niet meer bewegen. Zo kan een hond tijdens het aanhalen stoppen met hijgen en pas weer verder hijgen als het aaien stopt. Bij gespannenheid kan men naast verstrakken een (strak aan)gespannen staart of een geheven voorpoot zien. De hond heeft het gevoel dat hij emotioneel onder druk staat. Gespannenheid is meestal gecombineerd met onzekerheid, angst en/of nervositeit. Deze combinatie, plús het nodige temperament, zorgt ervoor dat de eigenaar zijn handen vol heeft aan de opvoeding.

  • Een gespannen hond is op zijn hoede en beducht voor iets. De beauceronstandaard spreekt van een hond zonder vrees. Dit zijn twee items die niet samengaan en verklaart waarom een beauceron bij voorkeur geen gespannen gedrag mag vertonen.

  • In de gedragsbeoordeling wordt verschil gemaakt tussen passief en actief vriendelijk gedrag. In beide gevallen kwispelt de hond in een neutrale tot lage houding. Actief vriendelijk noemt men een hond die zelf kwispelend een persoon benadert. Benadert hij niet zelf, maar accepteert de hond kwispelend dat hij aangehaald wordt, dan heet dit passief vriendelijk.
    Een hond kan op verschillende manieren kwispelen, elk met een eigen betekenis. Er zijn honden die maar heel even kwispelen of juist aanhoudend met hun staart zwaaien. Dit laatste ziet men wel eens bij nerveuze honden; ze kwispelen bijna onafgebroken in een vaak (half)lage houding. Nerveus gedrag hoort niet bij een beauceron. Als een beauceron kwispelt in een neutrale of lagere dan neutrale houding wordt gesproken van vriendelijk gedrag. Is zijn houding tijdens het kwispelen hoger dan neutraal, dan is sprake van neiging tot domineren. Een stijve kwispel wijst op dreiging, niet op vriendelijk gedrag.

  • Een vrijmoedige uitdrukking en het vrij zijn bij benaderen, verklaren het vriendelijke gedrag van een beauceron.

  • Bij vriendelijk gedrag kan de hond kwispelend aan iemand snuffelen of de hand likken. Soms ziet men zelfs een uitdaging voor een spel. De meeste bekende is de spelboog, waarbij de hond door zijn voorpoten zakt. Deze speluitdaging kan vertoond worden voor, na en zelfs tijdens het spel, waarbij zelfs de oren op een speciale manier naar voren gedraaid kunnen worden. Deze oordracht, meestal hoger dan neutraal, wordt 'speloren' genoemd. Soms lijkt de hond zelfs ‘op te stijgen’. Het doel van een speluitdaging is de ander tot een spel te bewegen, soms uit onzekerheid. Bij een speluitdaging worden nagenoeg nooit agressiesignalen vertoond. Toch kan een hond af en toe een spelboog vertonen nadat hij bijvoorbeeld is uitgevallen naar een soortgenoot. Als hij een mens zou zijn, zou hij zijn tegenstander willen zeggen dat zijn gedrag niet zo serieus bedoeld was als het in eerste instantie leek.

  • Vriendelijk of domineren?

    Ook bij een beauceron ziet men graag een uitnodiging voor een spel, omdat dit een onderdeel kan zijn van vriendelijk gedrag. Kwispelt de hond gewoon en laat hij hierbij een houdingsverhoging van neutraal naar hoger zien, dan is deze hond niet vriendelijk, maar vertoont hij een neiging tot domineren. Een hond die een persoon kwispelend benadert, kan hierbij tegen deze persoon opspringen. Van essentieel belang is het of hij dit doet zonder of met een likbeweging, zoals bijvoorbeeld tongelen of bek aflikken. Zien we opspringen zonder likbeweging dan wordt gesproken van neiging tot domineren. Bij actief en/of passief vriendelijk gedrag mag geen neiging tot domineren, noch dreiggedrag vertoond worden.

  • Agressief bijten is altijd gecombineerd met een of meerdere agressiesignalen. Bijna al deze serieuze waarschuwingen worden dreiggedrag genoemd. Een hond dreigt als hij borstelt, fixeert, verstart, gromt, zijn tanden of een stijve kwispel laat zien en/of een harde blaf laat horen. Evenals agressief bijtgedrag kan dreiggedrag vertoond worden in alle houdingen, van laag naar hoog. Een hond borstelt als hij zijn haren op de schoft, op de rug of bij zijn staartwortel opzet. Meestal borstelt hij alleen op de schoft, maar sommige honden zien eruit als een hyena. Tegenwoordig wordt borstelen niet meer als agressiesignaal gezien maar als stresssignaal. Fixeren en verstarren zien we vaak tegelijk. Een hond fixeert als hij iemand of iets strak, meestal zonder zijn blik af te wenden, aanstaart. De fixatie is niet altijd op 'het gevaar' gericht maar kan ook op iets of iemand anders gericht zijn. Hij verstart als zijn lichaam (letterlijk) stijf en strak wordt en kan samengaan met een houdingsverhoging, met name van de kop.

  • Een laag, tamelijk monotoon gromgeluid produceren wordt grommen genoemd en mag niet verward worden met spelgrommen. Dit laatste geeft al aan dat spel de basis is en het geluid is minder dreigend en minder laag en monotoon als bij grommen. Het laten zien van de tanden wordt in de gedragsbeoordeling 'tanden' genoemd. De tanden worden ontbloot door het optrekken van bovenlip. Meestal is hierbij de neusrug gerimpeld. Door het optrekken van de bovenlip wordt de mondhoek verlengd of verkort. Angstagressie (verlengde mondhoek) wordt onder andere gekenmerkt door ontblote boventanden. Zekerheid is de basis als zowel de boven- en de ondertanden zichtbaar zijn (verkorte mondhoek). Een hond met een stijve kwispel kwispelt op een zwepende, niet soepele manier waarbij de staart stijf en stram wordt gehouden. Als laatste uiting van dreiggedrag kennen we de harde blaf. Hiermee wordt een korte, felle, enkele en meestal lage blaf bedoeld en kan vooraf gaan aan een snap of uitval. Op het gezegde 'blaffende honden bijten niet' kan men beter niet vertrouwen. Uiteraard kan een hond meerdere dreiggedragingen tegelijkertijd laten zien. Bijvoorbeeld grommen en tegelijkertijd borstelen of een harde blaf laten horen terwijl de boventanden zichtbaar zijn. Het dreigen van een hond staat op zichzelf en heeft geen voorspellende waarde voor agressie en hoeft dus niet gevolgd te worden door bijten, snappen of uitvallen.

  • De brave beauceron heeft geen valse uitdrukking en om deze reden vertoont hij bij voorkeur geen dreiggedrag, mede ook omdat hij zonder vrees is en vrij bij het benaderen.

  • Naast de verschillende soorten dreiggedrag wordt er ook onderscheid gemaakt in de lengte van de dreigtijd. De waarschuwing die een hond geeft als hij maar kort dreigt, wordt snel over het hoofd gezien. Lang dreigen wordt meestal niet gemist. dreigen2Voor het bepalen van de bijtdrempel van een hond brengt men zijn dreigtijd in relatie met zijn (agressieve) bijtgedrag. Hij kan kort dreigen en vervolgens een of meerdere malen bijten. Maar hij kan ook lang dreigen voordat hij alleen maar uitvalt. Met de lengte van het dreiggedrag en het aantal keren bijten bepaalt men de bijtdrempel van een hond. Van de laagste bijtdrempel wordt gesproken als er vaak wordt gebeten na een korte dreigtijd. Een hoge bijtdrempel wordt weergegeven door een lange dreigtijd en weinig bijten. Het hoeft geen verdere uitleg dat een hond met een lange dreigtijd natuurlijk de duidelijkste waarschuwingen uitzendt.

  • Een beauceron mag nooit agressief zijn, dus hij heeft een zeer hoge bijtdrempel.

  • Over de uitingsvormen van agressief bijtgedrag bestonden verschillende meningen. In het verleden werd bijten zwaarder aangerekend dan uitvallen. Immers: uitvallen veroorzaakte geen schade, alleen schrik. Tegenwoordig wordt tussen snappen, uitvallen of bijten geen verschil meer gemaakt. Ze vallen allemaal onder dezelfde noemer, namelijk agressief bijten, en richten zich op het lichaam van een persoon, een ander hond of een voorwerp. uitvallenEen hond bijt als hij met kracht zijn kaken ergens in zet. Hij snapt als hij, met een snelle kortdurende snapbeweging zijn tanden of kaken nét niet in iets of iemand zet. Als hij met een korte, naar voren gerichte snelle bijtweging of met open bek naar voren komt, wordt van uitvallen gesproken. Bij alle vormen van agressief bijtgedrag zijn altijd agressiesignalen te zien, mits ze altijd vlak voor, tijdens of vlak na dit bijtgedrag worden vertoond. Agressief bijten zonder agressiesignalen (= spelagressie) wordt ingedeeld bij neiging tot domineren. Een hond kan alleen zijn bek openen of een open bek laten zien zonder dat hij uitvalt of bijt. Men noemt dit een intentiebeweging tot bijten. Een andere bijtintentie is het klapperen, waarbij de kaken van de hond een snelle open-en-dicht-beweging maken. Soms zelfs op enkele meters hoorbaar, omdat de tanden/kiezen daadwerkelijk op elkaar klappen. Uiteraard zijn beide intentiebewegingen agressie-gerelateerd. Als de boventanden ook zichtbaar zijn, is de agressietendens nog duidelijker.

  • Vormen van bijtgedrag

    Agressief bijtgedrag kan vertoond worden in alle houdingen. Daarnaast onderscheidt men twee vormen bijtgedrag: agressief bijten met of zonder dreiggedrag. teef met pupDreigt hij vooraf niet, dan is nog steeds het optrekken van de bovenlip (= een agressiesignaal) te zien, soms maar een fractie van een seconde. De eigenaar ervaart de hond die niet dreigt voordat hij toebijt, meestal als problematisch omdat hij de agressie vaak niet ziet aankomen. Meestal gaat het hierbij om een hond die angstig van aard is. Soms 'tekent' de hond vooraf door te loeren naar de andere hond of door hem even te besluipen, dit lijkt op prooivangstgedrag. Af en toe wordt het slachtoffer daadwerkelijk als een prooi heen en weer geschud. Slachtoffers zijn vaak honden van een bepaald model, ras of grootte. Ten onrechte wordt vaak het doden van een prooi gezien als agressief bijtgedrag. Als men goed oplet, ziet men dat het doden en eten van een prooi altijd gebeurt zonder agressie(signalen). Het hoort ook thuis in een ander gedragssysteem, namelijk prooi(vangst)gedrag.

    Al eerder aangehaald is het verschil tussen agressief bijten en spelbijten (= spelagressie). Doordat bij spelagressie het spel de uitgangsbasis is, mogen hierbij nooit agressiesignalen te zien zijn. Agressief bijten daarentegen ziet men altijd in combinatie met een of meerdere agressiesignalen. Als hij weinig of geen dreiggedrag vertoont, kan de scheidingsgrens tussen agressief bijten en spelbijten wellicht moeilijk zijn. Het soms maar heel even optrekken van de bovenlip wordt wel eens gemist. Bedenk dat bijtgedrag in de regel met actie gepaard gaat. Als de (boven)tanden langer zichtbaar zijn, wordt het wel gezien. Zeker als dit enkele seconden voor het uitvallen of bijten gebeurt. Naast agressief bijten dreigt hij dan ook. In tegenstelling tot spelbijten hangt bij agressief bijten dikwijls een heel andere sfeer.

  • De beauceronstandaard spreekt van diskwalificatie bij agressie. De standaard maakt geen verschil tussen zijn gedrag naar mensen of naar honden.

  • Domineergedrag, zoals bestijgen (beklimmen van), poot opleggen en omklemmen (met beide voorpoten omvatten) kan vertoond worden tegenover de eigenaar, andere personen of andere honden en wordt door de meeste eigenaren als lastig ervaren. Vooral naar andere honden toe kan er een onaangename en gespannen sfeer ontstaan. pootopleggenEen andere domineerneiging kan tot uiting komen in markeergedrag, waarbij een reu markeert als hij poept of met geheven achterpoot plast. Ook een teef kan met geheven achterpoot plassen alhoewel dit niet gebruikelijk is. Zij markeert als ze tijdens het plassen de staartbasis boven de rug draagt. Ook het feit dat ze tijdens een spannende situatie durft te plassen wordt geïnterpreteerd als markeergedrag. Direct na markeergedrag zien we bij sommige honden (grond)ploegen. Hierbij krabt de hond, met voor- en/of achterpoten, kluiten aarde of gras los en laat deze naar achter of in het rond vliegen. De houding, met name de staart, is meestal hoog. Een hond vertoont ook een domineerneiging als hij tegen iemand opspringt zonder likbeweging of zijn houding verhoogt naar hoger dan neutraal. Een ander uiting van domineergedrag is bovenstaan. Hierbij legt de bovenstaande hond zijn kop, meestal met gestrekte hals, over de rug en/of hals van een andere hond. Een houding waarmee de bovenstaande hond de ander wil imponeren. Het in de keel of nek bijten, meestal tijdens een spel, zijn ook onderdelen van bovenstaan-gedrag. Nauw verwant hieraan is het over de bek bijten, waarbij de hond de bek of kop van een andere hond vastpakt. Bij een persoon kan hij over de hand of pols bijten. Hij neemt deze zacht, zonder druk op de kaken, in de bek en laat daarna, met geopende bek, de hand los en dit gedrag heeft dezelfde betekenis als het over de bek bijten. Voelt men wel een druk op de kaken, dan wordt gesproken van spelbijten.

  • Spelagressie wordt ook gerangschikt onder de neiging tot domineren. Essentieel hierbij is dat nooit agressiesignalen te zien zijn, dus ook de (boven)tanden zijn en blijven altijd bedekt. spelagressieNormaliter wijst het zien van tanden altijd op agressie. Als dit gedrag met een spelboog wordt gecombineerd wijst dit daarentegen op spelagressie. Bij spelagressie ligt het accent uiteraard op het spel, nooit op agressie. We kennen onder andere spelbijten (happen), spelgrommen en spelblaffen, eventueel gecombineerd met een of meerdere speluitdagingen. Spelbijten oftewel happen is zacht en zonder kracht en agressiesignalen bijten, waarbij het slachtoffer lichtjes vastgehouden wordt. Bij spelagressie zien we vaker een mengeling van spelblaffen, happen of spelbijten, geopende bek en spelgrommen. Dit grommen klinkt minder laag dan bij dreigen en er is een afwisseling in sterkte en intonatie. Bij spelblaffen hoort een gewone blaf. Het laten horen van een lage of harde, meestal enkele blaf, wijst in de richting van agressie. Honden spelen onderling meestal geluidloos.

  • Het karakter van de beauceron behoort braaf te zijn en gaat derhalve moeilijk samen met neiging tot domineren.

  • Eerder is al besproken dat men bij agressief bijten zonder dreiging ook (prooi)schudden kan zien en dat dit lijkt op prooi(vangst)gedrag. Van prooigedrag, uitgevoerd met een neutrale of lagere staartdracht, spreekt men als de hond zijn prooi besluipt en/of schudt. spelHij schudt de prooi 'dood' als hij die in de bek heeft en met kracht zijn kop heen en weer schudt. Doel is het letterlijk dood schudden. Een hond sluipt als hij voetje voor voetje met zijn kop, oren en nek naar voren en zijn staart neutraal of laag zijn prooi benadert. Vaak heeft hij een dwingende, fixerende blik in zijn ogen. Dit typische gedrag is bij uitstek te zien bij de Border Collie, een uitstekende schapenhoeder. Het in beperkte mate najagen van een prooi is normaal gedrag. Het speels opjagen, ook speljagen genoemd, is hiervan een afgeleide. Maar als bijvoorbeeld elke jogger, hond of paard nagejaagd wordt, spreekt men niet meer van speljagen. Het kan zelfs ontaarden in prooiagressie, meestal een heus probleem voor de eigenaar.

  • Ook bij de beauceron is het gewenst dat hij een aanleg heeft voor het hoeden van vee. Een mate van prooigedrag kan van pas komen bij een beauceron.

  • Als herdershond is het prettig dat hij naast het vertonen van prooigedrag, ook oplettend en nieuwsgierig is. Beide zijn basisingrediënten voor een hechte samenwerking tussen de beauceron als werk- of huishond en zijn baas. Het is niet voor niets dat de standaard spreekt van een brave hond. kijkenEen nieuwsgierige hond nadert personen en/of voorwerpen met de oren naar voren. Sommige honden steken alleen de kop naar voren of houden de kop scheef. Uiteraard spreekt men niet van nieuwsgierigheid als het benaderen wordt gecombineerd met dreiggedrag, bijvoorbeeld borstelend of grommend benaderen van een voorwerp. Een oplettende hond kan zijn ogen richten of gericht houden op iets of iemand. Dit wordt kijken genoemd en mag niet verward worden met fixeren, waarbij sprake is van strak aankijken e men ook als hij (volledig) naast of langs iets of iemand kijkt, langs kijken genoemd. Af en toe kan de hond zijn oplettendheid uiten door alleen zijn oor te draaien in de richting van de prikkel.

  • Een beauceron, als herdershond en werkhond, zal oplettend en nieuwsgierig moeten zijn om zijn taken tot een goed einde te kunnen brengen.

  • De tegenhanger van een oplettende hond is een hond die de neiging heeft niet naar de geleider te kijken of contact te zoeken met hem. Men noemt dit een eigenzinnig of onafhankelijk exemplaar. De hond die alleen oog heeft voor zijn eigenaar zal gemakkelijker opvoedbaar zijn; als werkhond zal hij toch een mate van zelfstandigheid moeten hebben.

  • Eigenzinnig zijn en zelfstandig werken zijn twee eigenschappen die vaak hand in hand gaan, omdat ze te maken hebben met 'zijn eigen gang gaan'. Vandaar dat de beauceron toch een mate van eigenzinnigheid mag hebben.

  • Als de stress in een spannende situatie te hoog wordt, kan de hond afstand nemen. Dit wijst in de richting van eigenzinnig en ontwijkend gedrag. Bij een kopstoot van een koe of een uitval van een andere hond kan ontwijken een kwestie van lijfsbehoud zijn. Een hond ontwijkt iemand of iets als hij, in een neutrale of hogere houding, met een boog om iets heen loopt of als hij hiervoor achteruit loopt. Vertoont hij een houdingsverlaging lager dan neutraal dan noemt men dit wijken. Het cruciale verschil tussen wijken en ontwijken is het verschil in houding. Bij wijken hoort een houding die lager is dan neutraal en bij ontwijken hoort een houding die neutraal of hoger is.

  • Het hoort niet bij een beauceron als werkhond dat hij alle prikkels ontwijkt. Een hond die veel ontwijkt is meestal niet nieuwsgierig.

  • Is de beauceron een harde of een zachte hond?

    Van de beauceron wordt verwacht dat hij in staat is een werkproef af te leggen, zoals speuren, pakwerk of schapen drijven. Het snel en volledig kunnen herstellen, met of zonder steun, is hierbij erg belangrijk. Herstel van een onprettige ervaring heeft te maken met het incasseringsvermogen en de hardheid van een hond. Voor een volledig herstel is een bepaalde mate van hardheid nodig. Een harde hond heeft als voordeel dat hij niet onder de indruk raakt van onaangename ervaringen. Een nadeel hiervan kan zijn dat hij niet gemakkelijk leert. De uitdrukking 'een harde kop hebben' is van toepassing op menige beauceron. Ze staan bekend als niet vlot lerende, wat stugge honden. kuddeEen motivatieprobleem is een veelgehoorde klacht als het gaat over de werklust van de doorsnee beauceron, met name als het gaat om appèloefeningen die geen uitdaging meer voor hem zijn. Een ideale beauceron is niet uitgesproken hard, maar ook niet (fijn)gevoelig. Deze laatste laat zich door een nare ervaring wel degelijk beïnvloeden. Een beauceron is meestal hard voor zichzelf, waardoor hij fysiek redelijk veel kan incasseren. Dit heeft hij als werkhond ook nodig. Denk aan de weersinvloeden en aan het uithoudingsvermogen, zowel fysiek als psychisch, om een taak tot een goed einde te brengen. Een beauceron is ten opzichte van zijn eigenaar wel vaak (fijn)gevoelig. Hij pikt signalen van de eigenaar feilloos op. Al deze tegenstellingen maken hem niet makkelijker in zijn opvoeding.

  • Het ideale karakter

    Het ideale karakter kan als volgt worden samengevat: de beauceron is een oplettende en nieuwsgierige herdershond met een gemiddeld temperament, zonder nervositeit, angst of agressie. Een bepaalde mate van eigenzinnigheid is de beauceron niet vreemd. Hij is meestal vriendelijk van aard, maar kan zich soms gereserveerd opstellen. Is zeker van zichzelf en heeft indien nodig een volledig en snel herstel. Een rasstandaard is opgesteld om de ideale beauceron te beschrijven. Idealen zijn er om nagestreefd te worden. De ideale beauceron moet echter nog worden gefokt. Het is niet voor niets dat de rasstandaard aangeeft dat agressie en overdreven schuwheid taboe zijn voor een beauceron. De standaard spreekt dan ook van diskwalificerende fouten; met overmatig angstige en/of agressieve honden mogen volgens deze standaard niet voor de fokkerij ingezet worden.

  • Literatuurbronnen:

    • Van Dale’s woordenboek
    • Reber’s woordenboek van de psychologie
    • de beauceronstandaard
    • cursussen en nascholingen gedragsbeoordeling
    • diverse lezingen