De rasstandaard voor de beauceron bestaat uit een aantal raspunten die de ideale vertegenwoordiger beschrijven en wordt onder andere door een keurmeester gebruikt om te beoordelen in hoeverre de individuele hond het ideaalbeeld benadert. Afwijkingen van de raspunten worden gezien als fouten.
In de rasstandaard komen zowel het exterieur (uiterlijk) als het gedrag aanbod. Het uiterlijk wordt uitgebreid beschreven. Een schril contrast vormt de beschrijving van het gedrag/karakter; er worden weinig woorden aan vuil gemaakt. Toch is over het gedrag genoeg te melden.
Een rasstandaard is nooit 'af' . Het is logisch dat de samenstellers van de standaard zich beperkten tot het vermelden van de fouten die veel voorkwamen; datgene dat niet/nauwelijks voorkomt, wordt niet benoemd. Iedere rasstandaard heeft altijd een ‘grijs gebied’. Voor de beauceron is hij het laatst aangepast in 2001.
De bekendste diskwalificerende fouten voor de beauceron zijn:
Ondanks het streven naar het ideaalbeeld zijn, zowel in binnen- en buitenland, veel beauceronreuen aan de grote kant. Een schofthoogte van 72 cm wordt regelmatig gezien. Ook lijkt het dat er steeds meer kleinere teven worden geboren worden. De minimum schofthoogte is voor een teef in 2001 al met 2 cm verlaagd naar 61 cm.
De panardstand (uitgedraaide achtervoeten) is nog steeds een hot item. Een aantal beaucerons zijn angstig en sommigen schuwen het tandengebruik niet. Ook de hoge over de rug gedragen staarten zijn op tentoonstellingen nog wel eens te bewonderen. In een pasgeboren nest ziet men af en toe ontbrekende hubertusklauwen of een enkele klauw. Alhoewel dat sommige fokkers melden dat dit bij hun nooit voorkomt.
Voor onze fokkerij vormen de diskwalificerende fouten het uitgangspunt. Uiteraard aangevuld met eisen met betrekking tot welzijn en gezondheid. Dit laatste geniet een hoge prioriteit. Een fokdier moet gezond zijn en de eisen die hieraan gesteld moeten worden zijn hoog. Kenmerken die waarschijnlijk in de toekomst een gezondheidsprobleem op gaan leveren worden vermeden. Onnodige risico’s worden voorkomen. Een portie nuchter boerenverstand is hierin mijn raadgever. Een scheef gedragen staartpunt bijvoorbeeld ervaar ik als een luxeprobleem. Dit wil niet zeggen dat ik deze ‘fout’ niet meeneem in mijn overwegingen.
Het is ook voor mij een utopie te denken dat er beaucerons zijn zonder fouten. De ene heeft er meer dan de andere. Voor onze fokkerij is het voor mij DE opgave een objectieve zwakte/sterkte analyse te maken van zowel de teef als de reu. Leg mijn oor te luister bij anderen die dit ras een serieus warm hart toedragen. Waar eindigt mijn objectiviteit en start de subjectiviteit?
Streefdoel is proberen te vermijden dat het toekomstige fokpaar dezelfde fouten hebben. Dit ten aanzien van zowel het uiterlijk als het gedrag. Wat maakt de hond waarmee gefokt gaat worden zo bijzonder? Wat is zijn/haar meerwaarde voor het nageslacht? Deze overwegingen spelen bij elk nest een grote rol.
Op een beauceronactiviteit kijk ik altijd het eerste naar het uiterlijk. Je ziet hem/haar staan, daarna bewegen en reageren. Hoe is de hoeking van voor- en achterhand, expressie van het hoofd, kleur van de ogen, ruglijn etc?. Uiteraard wordt ook heel kritisch naar het gedrag gekeken. Hoe reageert zij/hij op andere honden, aanrakingen van de keurmeester, tumult in de ring, metingen etc. Ik heb een uitgesproken mening over een mooie beauceron. Ik val op een bepaald type. Gelukkig biedt de standaard voldoende ruimte.
Mijn zienswijze is erg principieel en ik stel hoge eisen als het gaat om fokkerij. Een fokdier is in balans als uiterlijk en karakter in harmonie zijn en zo veel mogelijk voldoen aan de standaard, dit aangevuld met een goede gezondheid. Als een van de twee onderdelen (exterieur en gedrag) uit evenwicht is, ben ik niet meer in hem/haar geïnteresseerd als fokdier. Alleen ‘op exterieur’ of ‘alleen op karakter fokken’ is niet bespreekbaar. Een show- en een werklijn bij de beauceron bestaat in mijn denkwereld niet; er is maar één beauceron.
De beauceron valt onder de groep herdershonden en zal in staat moeten zijn bepaalde werkzaamheden te verrichten. Ook dat is een ‘must’. Maar is hij echt een werkhond? Als men de encyclopedieën en de vele websites in binnen- en buitenland erop naslaat is de beauceron DE ideale hond. Termen als kindervriend, makkelijk af te richten, zeer geschikt om te werken, leergierig, hoeder, drijver, reddingshond of verdediger van huis en haard passeren de revue. De ruim 40-jarige ervaring (in binnen- en buitenland) met dit ras heeft me geleerd dat deze fameuze werkcapaciteiten toch met een korreltje zout genomen moeten worden. Natuurlijk bevestigen uitzonderingen de regel. Maar afgezet tegen het aantal geboortes in binnen- en buitenland zijn er maar zeer weinig beaucerons die hun 'werk' bezegeld zien met een (erkend) diploma/wedstrijd of test.
In Nederland ontvangt elke pup een stamboom mits beide ouders een (erkende) stamboom hebben. In Nederland ontlopen het aantal inschrijvingen in het NHSB van de beauceron en de briard elkaar niet veel.
In Frankrijk worden al een aantal jaren tussen de 3000 en 3500 beaucerons per jaar geboren! Hij staat al geruime tijd in de top 5 als het gaat om het aantal gefokte rashonden in Frankrijk. De briard komt niet voor in de top 10.
In Frankrijk is de stamboomafgifte toch wel wat afwijkend van de Nederlandse situatie. Als in Frankrijk een nest wordt geboren, krijgen alle pups een geboortebewijs (certificat de naissance). Om een officiële stamboom te krijgen moet de beauceron na een jaar gekeurd (geconfirmeerd) worden, waarbij na goedkeuring het bij de pup afgegeven geboortebewijs omgezet wordt in een officiële stamboom. Maar maximaal ¼ deel van de geboortebewijzen wordt omgezet in een pedigree. Dus met ¾ van deze honden wordt niet deelgenomen aan een officiële activiteit (b.v. tentoonstelling, africhting, speuren, agility). Zijn dit de honden die de kuddes hoeden of de erven en fabrieksterreinen bewaken?
Deelname aan een examen in Frankrijk vereist het CSAU (certificat de sociabilité et d'apditude à l'utilisation). Dit is een soort basisafrichtingscertificaat dat aantoont dat de hond in staat is te werken en zich hierbij sociaal opstelt. Bovendien heeft men net als in Nederland een startlicentie nodig, welke elk jaar opnieuw verlengd moet worden.
In Nederland blijkt dat beaucerons voornamelijk deelnemen aan U.V. en G en G en VZH examen. Veel minder nemen ze deel aan een reddingshond- of IPO of mantrail examen. Een deel van de werkdiploma's wordt geleverd door Beauté Rustique beaucerons. In hoogtij dagen zelfs 40%. In zijn algemeenheid is de bereidheid om te 'werken' met een hond (lees beauceron) landelijk afgenomen. Toch is een kentering waarneembaar. Het 'neuswerk' is in opmars.
Uit het vele cijfermateriaal blijkt telkens weer dat de werkprestaties van de beauceron tegenvallen. Om nu te concluderen dat hij alleen maar op de bank thuishoort, is veel te kort door de bocht. Er zijn beaucerons die graag werken, alleen het is een kunst ze gemotiveerd te houden en hun werk (ook over vele jaren) met plezier te laten blijven uitvoeren. Dit laatste is vooral zichtbaar in het niveau van het werk. Afgezet tegenover andere rassen is het werkniveau bij het merendeel zeker lager dan gemiddeld.
Een beauceron is geen werkhond pur sang, het is wel een hond die onder voor hem/haar gunstige omstandigheden kan werken. Goed is het naar de individuele werkcapaciteiten te kijken en hierbij een bezigheid te zoeken die past bij zowel hond als eigenaar. Alleen een team (baas en hond) kan prestaties op zijn/haar niveau (blijven) leveren. En dat laatste is nu juist mijn uitdaging. Blijft men hier in gebreke met het vinden van passend 'werk' dan kan een beauceron behoorlijk lastige eigenschappen ontwikkelen.
Er zijn fanatiek jagende beaucerons, die zelfs volwassen hazen, konijnen en reeën te pakken krijgen. Katten en schapen schijnen ook een gewilde prooi te zijn, sommigen worden met huid en haar verslonden.
Beaucerons zijn honden die graag 'íets' te doen hebben, maar slecht tegen 'druk' kunnen en een zeer klein hartje hebben.
Dat is mijn beauceron-ervaring van meer dan 45 jaar. Ondanks de haken en ogen is en blijft het 'mijn' ras.