• Wat is gedrag en hoe ontstaat gedrag

  • Onze samenleving stelt hoge eisen aan het aanpassingsvermogen van de beauceron. Een groot deel slaagt erin zijn rol van bijvoorbeeld showhond, huishond of waakhond succesvol waar te maken. In de kynologie heeft de interesse voor het hondengedrag meestal in de schaduw gestaan van het exterieur (uiterlijk). Ook bij de beauceron wijdt de rasbeschrijving maar enkele regels aan de gedrags- of karakteromschrijving. De diverse inzichten hierover zijn bijgesteld en gewijzigd doordat de wetenschap haar kennis over gedrag naar buiten heeft gebracht.
    Kijkend naar een beauceron komen we tot de conclusie dat zijn gedrag boeiend en complex is. Om dit inzichtelijker te maken is een verdeling gemaakt. Dit (algemene) deel gaat over hoe gedrag ontstaat, hoe honden communiceren en welke rol angst en agressie hierin spelen. In het andere deel komen het gedrag en karakter van de ideale beauceron aan bod.

  • Gedragscommunicatie en ontstaan van gedrag.

    Zolang een hond leeft vertoont hij gedrag. Gedrag is eigenlijk een continue stroom van handelingen en activiteiten die onder meer worden aangestuurd door de inwendige toestand van de hond.
    Degene die honger heeft wil eten, degene die bang is wil weglopen. De bange hond die honger heeft, zal vandaag misschien eerst eten vóórdat hij wegloopt. Een andere keer zal de bange, hongerige hond weglopen en het eten laten staan. De mate van honger, het zien van voedsel en de mate van angst zijn bepalend voor het vertoonde gedrag. Zo worden in vergelijkbare situaties niet altijd dezelfde keuzes gemaakt of hetzelfde gedrag vertoond.

  • Bovenstaande foto's laten het gedrag zien van een hond die benaderd wordt en aangehaald door een vriendelijk pratende persoon. De hond laat een scala van gedragingen zien. Men ziet hem attent kijken, opstaan en naderen, kwispelen, onzeker worden en vervolgens wegdraaien en wegkijken etc. En dit alles binnen ½ minuut.

  • Houding en gedrag

    Wetenschappers die gedrag bestuderen (ethologen), hebben gedrag in losse, herkenbare onderdelen verdeeld, gedragselementen genoemd. Enkele voorbeelden zijn: weglopen, hijgen, gapen of kwispelen. Belangrijk is het besef dat geen waardeoordeel over gedrag gegeven mag worden bij het benoemen van deze gedragingen. Gekeken wordt alleen naar wat die hond op dat moment doet. Het vertoonde gedrag wordt met hulp van de gedragselementen beschreven.

    Gedragselementen zijn in groepen ingedeeld, omdat deze gedragingen vaak in dezelfde context naar voren komen. Daarmee worden ze in een groep gerangschikt op basis van een gemeenschappelijke functie en/of oorzaak. Zo’n groep wordt een gedragssysteem genoemd. Dit wil echter niet zeggen dat bepaalde gedragselementen niet in verschillende gedragssystemen kunnen voorkomen. Kwispelen bijvoorbeeld komt voor bij spelgedrag, spanningsgedrag en prooivangst-gedrag; drie verschillende gedragssystemen.

    Elk gedragssysteem heeft zijn eigen functie en aansturing. Voorbeelden van gedragsystemen met daarin passende gedragselementen zijn:

    • angstig gedrag: vluchten/deinzen, trillen, piepen, bek aflikken
    • agressief gedrag: grommen, uitvallen/bijten/snappen, fixeren, tanden laten zien
    • spelgedrag: achtervolgen, speluitdaging, aanstoten, speljagen, bijten
    • prooivangst gedrag: kwispelen, bijten, achtervolgen
  • De gedragssystemen angst en agressie zijn nauw verwant, omdat bij beide een sterk op elkaar lijkende fysiologische reactie optreedt in het lichaam en de hersenen van de hond.
    Gedrag(selementen) en houding zijn beide van essentieel belang. Het zijn immers basisingrediënten voor de communicatie die als het ware de gemoedstoestand van de hond weerspiegelen. Alle gedragingen worden vertoond in combinatie met een specifieke houding. De betekenis van zo’n gedragselement hoeft hierdoor niet te veranderen. Zo kan de hond grommend zijn staart tussen de poten klemmen of juist grommend zijn staart hoog en pochend dragen. In beide gevallen heeft het grommen dezelfde betekenis, namelijk een waarschuwing voor agressie.

  • Houdingscommunicatie

    Men kan zich natuurlijk afvragen wat het nut is van een specifieke houding. Elke hond communiceert met zijn houding. Men noemt dit houdingscommunicatie en het is te vergelijken met het overbrengen van een boodschap via zenden en ontvangen. Een ‘zender’ communiceert door het vertonen van een houdingsverlaging, bijvoorbeeld staart tussen de poten, en laat hiermee zien dat hij angstig is. Of de ‘zender’ laat een houdingsverhoging zien, bijvoorbeeld staart hoog de lucht in, en geeft hiermee aan dat hij zich superieur voelt. De ‘ontvanger’ reageert op deze berichtgeving en zal door zijn houding duidelijk maken dat hij zich bijvoorbeeld iets minder of meer bang voelt en zal zijn houding aanpassen.
    Door middel van houdingscommunicatie wordt enerzijds de dominantiepositie en anderzijds de mate van angst overgebracht. Dominantie heeft te maken met willen (over)heersen, manipuleren en controleren. De 'zender' probeert de ‘ontvanger’ zo te manipuleren dat deze een gedrag vertoont dat hij graag wil.

  • 7 verschillende houdingen

    Tegenwoordig worden zeven verschillende houdingen gehanteerd. Deze zijn:

    Een neutrale houding.

    Dit is de belangrijkste houding, omdat bij de gedragsbeoordeling deze als ijkpunt wordt gebruikt. De neutrale houding is voor elk ras, maar soms ook voor elk individu binnen dat ras, verschillend. Het spreekt vanzelf dat de neutrale houding van een alaskan malamute (staart in een krul op de rug en van zichzelf staande oren) er anders uitziet dan de neutrale houding van een beauceron (staart naar beneden en hangende oren). Meestal is de houding van een bewegende hond hoger, dan van een stilstaande. Dit komt voornamelijk tot uitdrukking in de houding van de staart. De neutrale houding van de doorsnee beauceron ziet er als volgt uit: een ontspannen, normale houding waarbij het eerste gedeelte van de staart maximaal in het verlengde, maar meestal onder het verlengde van de rug gedragen wordt. Het uiteinde (de J) wordt meestal boven het eerste gedeelte van de staart gedragen. De (ongecoupeerde) oren staan niet echt naar voren, maar ook niet helemaal weg gevouwen achter tegen de kop. Ze hangen vrij van de kop, maar wel (iets) naar achteren. Meestal een tussenstand. Uiteraard is ook deze oordracht individueel.

  • Een hoge houding.

    Hierbij worden kop, oren, staart en romp hoog gedragen en de mondhoeken staan naar voren. Kop en staart worden duidelijk boven de ruglijn gedragen. De oren zijn uit de tussenstand en worden (permanent) naar voren gedragen.

    Een halfhoge houding.

    Hierbij ontbreekt een van de specifieke kenmerken van een hoge houding. Of de oren zijn naar achteren, of de staart is onder het verlengde van de rug, of de kop is lager.

    Een halflage houding.

    De staart of de oren worden lager dan neutraal gedragen (oren net niet plat in de nek). Natuurlijk kunnen ook kop of romp lager zijn dan neutraal.

    Een lage houding.

    De staart wordt laag gedragen of tegen de achterpoten geklemd. Bij een beauceron kan zelfs de ‘J’ (de krul) uit de staart zijn. Ook de oren worden laag gedragen (plat in de nek) en worden naar achteren tegen de kop getrokken.

    Een zeer lage houding.

    De staart bevindt zich tussen de achterpoten. De oren en zelfs de romp worden laag gedragen. Het lijkt alsof hij zich kleiner probeert te maken.

    Een rug laag houding.

    De beauceron gaat op zijn rug liggen, heeft de staart tussen de achterpoten en de oren zijn laag.

    De verschillende houdingen en gedragselementen vormen samen de communicatiemiddelen van een hond.

  • Houding + gedrag

    Het gedrag dat men waarneemt bij een hond, bestaat enerzijds uit zijn houding en anderzijds uit de gedragselementen die hij laat zien, zoals gapen, grommen of zich uitrekken. Zonder de houding mag over een gedragselement geen waardeoordeel gegeven worden; het gapen als zodanig krijgt pas een betekenis in combinatie met die houding. Of het gapen nu vertoond wordt in samenspel met een zeer lage of hoge houding, doet niets af van het feit dat gapen meestal een stresssignaal is. Zo krijgt elke gedraging in combinatie met een specifieke houding pas een betekenis. Het gedragselement gapen + zeer lage houding betekent grote angst + stress, terwijl hetzelfde gapen + hoge houding de betekenis heeft van domineren + stress.

  • Communicatie tussen honden

    Bij de houdingscommunicatie tussen twee honden spelen angst en agressie een wezenlijke rol. Er moet telkens gereageerd worden op de signalen van de ander. Bij toegeven past een lagere houding, weglopen of opzij gaan voor de ander. Toegeven betekent altijd een lagere houding aannemen dan de andere partij. Meestal is die houding lager dan zijn normale, neutrale houding. Angstgedrag, een lagere houding dan neutraal, kan eventueel gecombineerd zijn met gedragingen die thuis horen bij conflictgedrag en/of agressief gedrag. Het angstniveau kent verschillende gradaties, onzeker (halflage houding), angst (lage houding)grote angst (zeer lage houding) en paniek (overwegend vluchten).
    Bij niet toegeven past een hogere houding en indien nodig machtsvertoon om de eigen positie te handhaven of te verbeteren. Het vertonen van alleen een hogere houding betekent dat hij óf zeker is van zichzelf óf dat hij wil domineren. Het echte machtsvertoon komt om de hoek kijken als de tegenpartij geen aandacht schenkt aan zijn hogere houding. Dit gedrag is onder te brengen in (het gedragssysteem) agressief gedrag en kan vertoond worden in alle houdingen, variërend van laag naar hoog.

  • Agressief gedrag

    Agressief gedrag wordt verdeeld in dreiggedrag (agressiesignalen) en daadwerkelijk bijtgedrag. Gelukkig beperkt agressie zich meestal tot dreiggedrag, waarbij de hond zich met veel vertoon probeert te handhaven, want een daadwerkelijk conflict kan ook voor hem een behoorlijk risico opleveren. Hij kan zijn tegenstander met zijn ogen fixeren of grommend laten weten dat die moet inbinden. Hij kan verstarren, zijn borstel opzetten (anno 2009 – stresssignaal) of zijn tanden laten zien. Als hij een mens zou zijn, zou hij de tegenpartij verbaal te kennen geven waar het op staat.
    Fysiek geweld bij de mens is te vergelijken met agressief bijten van de hond. Uitvallen, snappen of bijten valt onder agressief bijtgedrag. Tegelijkertijd zijn hier wel altijd een of meerdere agressiesignalen te zien. Zelfs het nauwelijks zichtbare dreiggedrag, een fractie van een seconde de tanden bloot, telt. Het laten zien van dreiggedrag hoeft niet perse gevolgd te worden door bijtgedrag. Van alle vormen van vertoon hebben ontblote tanden de hoogste voorspelling: 30% van de honden die de tanden laten zien, gaat daadwerkelijk over tot agressief bijten.

    Bij agressief bijten denkt men meestal alleen aan de hond die aanvalt. De hond die zich verdedigt, meestal de angstige, vertoont defensief gedrag. Soms wordt agressief bijtgedrag verward met spelagressie, waarvan het spel de uitgangsbasis is en waarbij geen agressiesignalen te zien zijn. Hij bijt of hapt, zacht en zonder echte druk, in zijn speelmaatje. Een ontspannen sfeer kenmerkt meestal dit spel. Agressie en angst gaan wel vaak samen met stress en/of opwinding.

  • Drempelwaarde

    Agressie is zeer complex en in elke hond aanwezig. Soms is moeilijk aan te geven om welke vorm van agressie het gaat; vormen kunnen in elkaar overlopen. Om agressie te ontlokken moet een bepaalde waarde overschreden worden. Dit noemt men de drempelwaarde. Verschillende prikkels blijken verschillende drempelwaarden te hebben. Deze drempelwaarde blijkt erfelijk te zijn en is per individu en per prikkel verschillend. Dit verklaart ook waarom een jaloerse teef zelf niet bijt als zij een nest pups heeft of in de auto achterblijft, maar wel haar jaloerse trekje doorgeeft aan haar pups.
    Angstagressie bij honden onderling, uitgevoerd in een verlaagde houding, wordt (bijna) nooit beantwoord met agressief bijtgedrag, maar wel gecorrigeerd met dreiggedrag, bijvoorbeeld met fixeren of grommen. Deze lijn doortrekkend betekent dit dat de mens angstagressie niet mag beantwoorden met te strenge correcties. Eén van de consequenties kan zijn dat de hond 'door het lint' gaat. Soms wordt bij angstagressie vooraf geen dreiggedrag vertoond.

  • Dominantie

    Dominantie wordt vaak verward met agressief gedrag. Men hoort nog steeds dat een uitvallende hond altijd dominant is. Dit is een misverstand. Dominant is degene die de hoogste houding vertoont, een dominantieverhoudingis iets exclusiefs tussen (in dit geval) baas en hond. Deze hond voelt zich blijkbaar niet ondergeschikt aan zijn baas. Erger: hij voelt zich superieur. De hond heeft geen relatie en geen dominantieverhouding met degene naar wie hij uitvalt. Doordat zijn baas onvoldoende leiding geeft en zorgt voor een onduidelijke dominantieverhouding, komt de hond in een positie waarin hij gedwongen wordt zelf op te treden. De uitvaller valt in de regel uit naar een 'willekeurige' hond (niet-roedelgenoot).
    Een pup wordt nooit dominant geboren; hij kan van nature wel domineerneigingen hebben. Dit gedrag kristalliseert zich meestal uit in de puberteit en kan, bij onvoldoende leiding, uitgroeien tot echt probleemgedrag. In het begin gaat alleen de staart de lucht in. Later zal de andere hond (meestal een seksegenoot) met fixeren duidelijk worden gemaakt dat hij niet dichterbij mag komen Hij leert razendsnel van de ervaring dat uitvallen een voor hem positief resultaat oplevert. In korte tijd kan hij in elke andere hond een provocatie zien, die hij weer beantwoordt met agressief gedrag. Kortom, deze hond is agressief en heeft met zijn baas een dominantieprobleem.

  • Agressie heeft een duidelijke functie

    Agressie hoort bij elke hond en heeft een duidelijke functie. Overmatig en zonder noodzaak en reden agressief gedrag levert vaak problemen op in onze samenleving. Het is duidelijk dat een mensenbijtende beauceron een potentieel groter gevaar oplevert dan een bijtende tackel. De beauceron is immers groter en het bijten gebeurt met beduidend meer kracht.
    De meeste bijtwonden ontstaan in de familiesfeer; bij een kwart hiervan is het slachtoffer een gezinslid of de eigenaar van de hond. Reuen blijken vaker te bijten dan teven. Mannen worden vaker gebeten dan vrouwen en relatief veel slachtoffers zijn kinderen jonger dan tien jaar. Dat is verklaarbaar, omdat kinderen jonger dan twaalf jaar rangafhankelijk zijn van hun ouders. Indien jonge kinderen en een hond(en) bij elkaar zijn, zal er altijd toezicht moeten zijn van een volwassene (ranghogere).

  • Opvoeden is noodzaak

    Dominantieverhoudingen tussen honden onderling kunnen worden ingeschat door goed te letten op hun houdingscommunicatie. De meest dominante is degene die er relatief het hoogst bijstaat. Hoe groter het verschil in houding (hoge houding versus lage houding), hoe duidelijker de dominantieverhouding is en hoe groter het verschil in positie is.

    Bij het bepalen van een dominantieverhouding moet uiteraard rekening gehouden worden met de normale staart- en oorhouding van de betreffende hond.
    Aangezien de hond waarschijnlijk de mens ook ziet als roedelgenoot, heeft hij voor ons dezelfde gedragsregels in petto als voor zijn soortgenoten. In een baas-hond relatie zou de hond een (duidelijke) houdingsverlaging moeten aannemen als hij zijn baas benadert of door zijn baas wordt benaderd. Dat geldt ook in een stresssituatie, aan de lijn of onder appèl. Vertoont hij dit niet, dan kan dit wijzen op onvoldoende onderdanigheid; hij wil zich niet onderwerpen.
    Goed beschouwd zou agressie binnen een roedel (een gezin) nooit voor mogen komen. Evenals agressie buiten een roedel, omdat de hond naar behoren opgevoed moet worden. Immers, de dominantieverhoudingen en eventuele rangorde zouden vastgelegd moeten zijn. Hierdoor zorgt de hond niet voor overlast en de roedelhoogste leert zijn hond indien nodig zijn omgeving te negeren. Dit is zijn verantwoordelijkheid als dominant en roedelhoogste.

  • De gevolgen van niet of verkeerd opvoeden

    Blijft men in gebreke met opvoeden, dan dwingt men de hond de dominantieverhouding ter discussie te stellen, waardoor dominantieproblemen kunnen ontstaan. De minst problematische voorbeelden zijn het in een hoge houding trekken aan de lijn of naast de eigenaar lopen, het weigeren te gaan liggen of het 'rijden' op een van de gezinsleden. Of bij gehoorzaamheidsoefeningen weinig naar de eigenaar kijken kan hierop duiden. Ook het door de hond beschermen van een kind ten opzichte van de ouder wijst op een instabiele verhouding, evenals agressievertoon naar andere honden of kinderen. De rij van dominantieproblemen wordt afgesloten met het in een hoge houding dreig- en/of bijtgedrag vertonen (naar roedelgenoten). Inmiddels zal duidelijk zijn dat het belang van een duidelijke dominantieverhouding tussen baas en hond erg groot is. Een verantwoorde, hondvriendelijke opvoeding reguleert de (natuurlijke) agressie. Als hij ondergeschikt is aan zijn baas, is hij doorgaans makkelijker trainbaar. Bovendien zal hij minder snel bereid zijn conflicten aan te gaan, is hij minder geneigd zich agressief af te reageren en makkelijker bij te sturen. Met andere woorden: hij is goed opvoedbaar.